Humor uit het Pajottenland
Ik was gisteren niet van plan om lang televisie te kijken, maar ik bleef plakken aan Urbanus.
Ergens in een ver verleden had Tas een plaat op de kop getikt, vol onnozelheden zoals ‘Rikketikke tik wie bennekik?’ Ikzelf kwam niet veel verder dan ‘Jezuske is geboren in een bakske vol met stroo’, en ik moet eerlijk bekennen dat ik meer dan eens niet verstond wat diene Urbain aan het zingen en het zeveren was. Het was Tas die me vertelde wat die ‘vareus’ was die Gigippeke van Meulebeik voor hem breidde en wat de rest van die ‘sajet’ dan was.
Tas zijn dialect leek op dat van Urbanus. Hij bleef toch enen van het Pajottenland. Toen we eens met maten van hem op reis gingen, lachte ik me krom met hun uitdrukkingen en zij met mij. Ik verstond de helft van de tijd niet wat ze vertelden en maakte er dan maar zelf verhalen van. Uitdrukkingen zoals ‘nog nen choco’ of ‘dan krijgt ge maar een half pakske slaag’ en ‘wan toe trie’, zaten verborgen in de vertellingen van Tas. Af en toe zong Tas zo vals als een kat van Poesjes die stoeiden of van de wereld die om zeep is. Gisteren kwam ik dan ook een beetje thuis toen ik genoot van de tweede aflevering van ‘Urbanus wordt zeventig’.
Ik zei vaak tegen Tas dat hij een zeveraar was, wat ook van Urbanus kan gezegd worden. Hun humor ligt dicht bij elkaar. Zo wou ik eens geld afhalen en toen we samen in zo een afgesloten deel stapten waar de automaten staan zei Tas. ‘Nele, wist je dat dat hier ondertussen met spraaktechnologie is? Ge moet gewoon roepen 100 euro!!!” Of die keer toen we een vriend gingen bezoeken en ik de boodschap kreeg om drie huizen verder te blijven staan. Hijzelf belde aan en ging op handen en knieën zitten. Toen de nietsvermoedende vriend opendeed blafte Tas als een hond. Tas kon niet zonder grappen en grollen en belde geregeld iemand op. Dan deed hij of hij van de politie was en een fiets had terug gevonden of dat hij van Pita Piramide was en de bestelling klaar stond. Hij had zo zijn favoriete slachtoffers. Soms vertrok hij ’s morgens naar het werk met de boodschap: vandaag ga ik nog eens een grap uithalen met die. ’t is al veel te lang geleden.
Een andere eigenschap die hij deelde met Urbanus is de vreemde neiging om dingen op zijn hoofd te zetten. Als hij een pamper ververste bij de kinderen kwam hij geregeld binnen met diene pamper op zijn hoofd. Onderbroeken, tuutjes, etenswaren, … ze moesten allemaal eerst eens even op zijn hoofd (of op dat van Tuur). Urbanus doet hetzelfde, denk maar aan diene selder op zijne kop. De mooiste vind ik de koffiemachine, want dat was de hoofdprijs van d’n tombola. Den hoofdprijs voor mij? Dat was Tas zelf. Eersteklas! ‘Liefke! Ik zien eu gere mijn leven lank.’
En wat Tas allemaal maakte van diene selder in bloei, da blijft tussen ons.
Nele – geschreven 3 jaar, 4 maanden en 8 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015.