Kon ik me maar binnenste buitenkeren

Verdriet, gemis, eenzaamheid, … deze gevoelens zijn niet exclusief. Ik ken niemand in mijn directe omgeving van mijn leeftijd die een partner heeft verloren. Ik ken wel veel mensen die het moeilijk hebben om de één of de andere reden. De vergelijking wordt wel eens gemaakt.

Want als de liefde dood gaat en je niet langer een leven wil delen, dan doet dat pijn. Dan heb je verdriet en voelen de kinderen een groot verlies. Want als je mama niet meer van je papa houdt of omgekeerd dan is dat voor een kind onbegrijpelijk.

Ook wij begrijpen niet wat er gebeurd is, ook wij voelen verlies, verdriet en gemis. Er is toch een verschil. Want als je lief dood gaat, terwijl de liefde dat niet is… blijft er geen enkele mogelijkheid meer over om te vechten.

Ik merk ook dat mensen soms uit elkaar gaan, juist omdat ze nog verwachtingen hebben van de toekomst. Soms is het een verschrikkelijk lang proces waarbij mensen uiteindelijk voor zichzelf en hun toekomst kiezen. Ook dat is een verschil. Ik kies niet voor een andere toekomst, ik wil gewoon mijn oude leven terug. Verwachtingen van de toekomst? Die zijn er gewoonweg niet!

Pijn kan je niet vergelijken, een mens kan niet voelen wat een ander voelt. Frustrerend! Kon ik me maar openritsen en me binnenstebuiten keren. Dan kon je zien hoe zwart het daarbinnen is. Hoe alles verteerd wordt door gemis. Hoe elke vezel pijnlijk hunkert naar Tas.

Kon ik maar in Tuur en Louise hun binnenste kruipen. Kon ik maar voelen hoe ze overeind blijven na golven van verdriet. Misschien kon ik door te voelen, nog beter begrijpen en hen helpen. Want ondanks het vakantiegevoel geven ze me af en toe mee dat ook hun lijf het lastig heeft. Dat ook zij hunkeren naar grapjes en aanrakingen van hun papa. Ze zijn bereid er hard voor te vechten, maar ook zij krijgen geen kansen meer. Ze weten dat hun dromen, enkel en gewoon maar dromen zijn.

‘Er groeit in mij een boom van grijs verdriet,
bloeiend met parelmoeren bloesems.
Geen vogel heeft er ooit een nest gebouwd,
geen dier komt rusten in zijn schaduw.
Mijn boom is stil.

Alleen de bloesems
laten hun takken geruisloos los
om traag, onmerkbaar neer te dalen:
een meer van onvergoten tranen
waarin mijn boom weerspiegeld staat,
eenzaam onder een bleke hemel.’

Uit Hanny Michaelis, verzamelde gedichten.

Nele – geschreven 10 maanden en 20 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015

Koorddanser

Vandaag 6 jaar geleden namen we afscheid van ons vake, veel te vroeg, veel te snel. Tas stond naast me en hield me vast, wees geworden. Vandaag post ik twee teksten, één van hem en één van mij. Teksten die we lang geleden schreven op vraag voor de Kangoeroesprong. Mijn vader was veel, veel meer dan zijn handicap. Maar deze tekst zou hij de wereld insturen. Dat weet ik zeker!

Dansen op een koord – van Wim Decoodt

Als persoon die met een handicap door het leven gaat, vergelijk ik me wel eens met een koorddanser die op een smalle koord hoog in de lucht de vallei des levens overtrekt. Nu kent iedereen wel de boutade dat elke mens zijn handicap te dragen heeft. En al is het ongetwijfeld zo dat wij allen wel ergens gehandicapt zijn, ik behoor tot de groep mensen die reeds van kindsbeen af mochten ervaren hoe andere kinderen me nawijzen, hoe volwassenen me met open mond blijven nastaren of hoe groepjes stoere tieners me naroepen. Ik heb bovendien een ernstig spraakgebrek, dus houd ik zorgvuldig mijn bek in plaats van hen op tijd een rechtmatig antwoord te geven. Er is dus wel degelijk een verschil in handicap zodat sommigen handige koorddansers moeten zijn, terwijl anderen over een brede en glad geplaveide brug de vallei des levens kunnen oversteken.

Van bij mijn geboorte reeds was ik hersenverlamd en kwam ik terecht in een groot, maar vooral warm nest. De warmte van dit nest en de liefdevolle benadering van mijn ouders vormden de basis van de evenwichtsstok die ik in mijn handen gestopt kreeg om beter mijn evenwicht op de smalle koord te vinden. Thuis ging men mijn handicap niet uit de weg, men ontkende niet dat ik een handicap had, maar lepeltje per lepeltje wees vader me op mijn beperkingen en tegelijkertijd op mijn mogelijkheden. Vader was geen maatschappelijk hardroeper die een plaats voor mij opeiste op de brede gemakkelijke brug, ook al heeft hij menige traan weggepinkt omdat hij zag dat het voor mij anders en moeilijker zou zijn de vallei over te steken. Hij hield zich bezig met de unieke weg die ik zou moeten bewandelen en al kwamen bij mij als jonge puber zovele vragen waarom ik niet op de brede brug kon wandelen, vader bleef me steeds weer mijn aandacht vestigen op de smalle koord die onder mijn voeten lag.

Uit die tijd herinner ik me heel veel tranen. Opstandigheid en jaloezie. Over een breed geplaveide weg lopen was toch makkelijker! O ik was jaloers en ik weet nog hoe ik mijn broers kon wurgen op het ogenblik dat ik fier als een gieter vertelde dat ik bij de “welpen” ging en zij mij antwoordden dat de groep voor gehandicapte scouts slechts een surrogaat, een flauw afkooksel was van een echte jeugdbeweging. Vader legde de discussie niet stil, hij wou de verschillen tussen de ‘gewone’ wereld en de mijne niet verhullen. Wel verheugde hij zich in mijn hardnekkige verdediging, hij voelde immers dat ik resoluut mijn eigen weg aan het kiezen was.

En zo kwam het dat ik gewapend met een stevige evenwichtsstok mijn overtocht van de vallei op de smalle koord kon aanvatten. Meer en meer liet mijn thuis me los en begon ik zelfstandig mijn weg. Ik behaalde successen in de studie en werd zelf licentiaat. Dit alles en nog veel meer bekwam ik ‘met’ mijn handicap en niet ‘ondanks’ mijn handicap zoals velen verkeerdelijk stellen. Angst en vertwijfeling waren de eerste jaren schering en inslag zeker als het ging om het aangaan van een vaste relatie. Maar het werd zowaar dansen op de koord als de ware liefde gestalte kreeg in een huwelijk en we samen een gelukkig gezin konden stichten. Ook professioneel ging het me voor de wind en kon ik aan een loopbaan als ambtenaar bouwen. Groot was mijn vreugde bij dit alles wanneer ik zag dat ik van op mijn koord gelijke tred kon aanhouden met de wandelaars op de brug.

Toch kon dit alles maar gebeuren doordat ik steeds weer besefte dat er een vangnet onder het touw gespannen was. Broers en zussen, familie en heel veel vrienden hebben dit vangnet voor mij gespannen. Niet zomaar gratis en voor niets of vanuit maatschappelijke bewogenheid. Wel omdat ik ook zelf de touwen voor het vangnet aanreikte. Vriendschap werd voor mij heilig! Deze kan slechts tot stand komen door wederzijds iets voor elkaar te betekenen. Zij zijn er voor mij en ik ben er voor hen. Dit vangnet werd het belangrijkste in mijn leven, maar de touwen ervan reiken veel verder dan mijn persoonlijk leventje. Het vangnet loopt door onder de levensweg van de velen die me steeds nabij waren. Ook mijn naasten hebben zorgen en verdriet. Ook hun handicap, welke die ook moge zijn, moet door mij opgevangen kunnen worden. Deze levenshouding werd me eveneens van thuis uit meegegeven.

Wanneer je een handicap hebt, besef je dat je in een aantal gevallen niet kan zonder hulp. Bij de één zal dit minimaal zijn, bij de andere maximaal. In onze westerse macho-wereld wordt het vragen en krijgen van hulp nog steeds, of schrijf ik steeds meer, als vernederend ervaren. Alles zelf kunnen, alles zelf in handen hebben, nooit moeten ‘dank u’ zeggen… Dit is het summum in onze maatschappij. In zo’n wereld is het dan ook normaal dat mensen met een zware handicap zich de mindere, de verongelijkte voelen. De ruime maatschappelijke voorzieningen – en men kan hier niet ver genoeg in gaan – voor personen met een handicap ervaar ik soms als compensatie m.b.t. bovenstaande mentaliteit. Hoe optimaal de maatschappelijke voorzieningen ook mogen worden – iets waar we blijvend moeten naar streven – zij zullen er niet toe bijdragen de personen met een handicap het gevoel te geven er volledig bij te horen, opgenomen te zijn in de maatschappij. De maatschappelijke voorzieningen blijven, weliswaar noodzakelijke, hulpmiddelen.

Als men op de breed geplaveide brug wandelt, kan men zelfzeker door het leven gaan en zelf de mensen in zijn omgeving wegduwen. Zelf heb ik van op mijn soms smalle koord de rijkdom ervaren een helpende hand te krijgen, een helpende hand te bieden en zo door het leven te gaan. Ik hoor erbij, ik voel me geïntegreerd in mijn biotoop, niet omdat ik me zoveel als mogelijk zelf weet te handhaven, wel omdat ik vast gehouden word en zelf mag vasthouden. Tegen de gangbare mentaliteit in, voel ik me geenszins vernederd eens in het vangnet terecht te komen. Familie en vrienden doen het graag, zeker wanneer zij weten dat ook ik er wil zijn om hen op te vangen vanuit mijn mogelijkheden. Elk rationeel denkend mens beseft dat dit voor elke mens geldt, maar men blijft het o zo moeilijk vinden het daadwerkelijk toe te passen. Het behoort tot de rijkdom van mijn gehandicapt zijn geen macho, in de zin van ik kan alles alleen, te moeten zijn.

Is het dan allemaal rozengeur en maneschijn in mijn leven? Zeker niet. Mijn ontoereikendheid om te gaan en te staan waar ik wil, om mijn dromen te verwezenlijken, maken me wel eens neerslachtig. Maar daarin sta ik niet alleen, elke mens heeft vroeg of laat dit gevoel. Echt verdrietig tot opstandig word ik als men mij totaal onrechtmatig behandelt. En misschien overkomt mij dat wel eens meer dan een ander. Als ik omwille van mijn handicap betrekkingen aan mij zag voorbijgaan, ook al wist ik dat ik het aankon. Als ik niet ernstig werd genomen toen ik als vader op oudercontact ging. Als men liet doorschemeren dat ik mijn diploma wel eens op een onrechtmatige manier bekomen had. Als mijn rijbewijs werd afgenomen omdat men er vanuit ging dat ik het via omkoperij had bekomen. Als men in milieus waar men zou moeten weten wat hersenverlamming inhoudt meewarig en neerbuigend met mij omgaat. Als er bij intelligente mensen een permanente onwil is om mij te begrijpen. Ik kan het rijtje verder zetten tot het een troosteloze litanie wordt die waarschijnlijk nooit zal eindigen. En als ik bepaalde maatschappelijke evoluties zie, hou ik mijn hart wel eens vast, vooral dan voor die personen met een handicap die niet de kans krijgen voor zichzelf een vangnet aan te leggen. Een helpende hand aanvaarden doet nooit pijn, tenzij wanneer die uitgestoken wordt om aan te tonen hoe zielig ik wel ben of om te laten voelen dat men meer waard is. En dat gebeurt ook wel eens.

Bij dit alles besef ik steeds weer dat er zoveel anderen naast mij leven, ja zelfs bij de zogenaamde normale mensen, die het vele keren moeilijker hebben dan ik. Elke stap die ik kon en nog kan plaatsen, ja zelfs de kleinste, brengt vreugde en geluk met zich mee dat dieper en intenser is dan bij de meeste mensen rondom mij. En ook dit is leven met een handicap.

Als je me nu zou vragen, beste lezer, of ik het niet oneerlijk vind om als hersenverlamde door het leven te moeten gaan, dan kan ik daar ja noch nee op antwoorden. Heeft het wel met eerlijkheid te maken? Als ik zie hoe mensen om me heen met zwier en kracht over de breed geplaveide brug des levens kunnen walsen, word ik wel eens jaloers bij het overdenken hoe ik voetje voor voetje mijn evenwicht heb moeten vinden en hervinden op de wel smalle koord. Maar voor geen geld ter wereld wil ik het geluk nog missen als een clown te kunnen dansen op mijn koord.  Het ware anderzijds oneerlijk mijn gevoel op te dringen aan mijn lotgenoten. Wel kan ik uit de grond van mijn hart slechts hopen dat ook andere personen met een handicap hun geluk kunnen vinden op de soms smalle weg die hen wordt toebedeeld.

Mijn vake – van Nele Decoodt

Wanneer ik merkte dat mijn vake anders was dan andere vaders? Dat weet ik niet meer.

Toen ik samen met mijn zus en broer klein was, maakten we puzzels, speelde hij paardje met ons, en bij gelegenheid ook wel eens sinterklaas. Elke dag ging hij werken terwijl wij met onze fietsen naar school trapten. Pas laat merkte ik dat hij anders was, niet aan hem maar aan de reactie van de anderen. Mijn vader is spastisch en heeft bovendien een spraakgebrek wat de communicatie met ‘de buitenwereld’ soms moeilijk maakt.

Ik merkte dat het sterkst op het moment dat ons moeke, door ziekte overleed en de zorg van drie kleine kinderen op zijn schouders terecht kwam. Hij had, en heeft nog steeds een heel groot netwerk van familie en vrienden waar hij op kan rekenen (en die ook op hem kunnen rekenen), maar het moet een hele taak geweest zijn. Zo gingen we samen naar de winkel en vroeg de winkelbediende het geld aan mij. Ik herinner me ook nog dat we ’s avonds laat door een winkelstraat liepen in Gent. Drie jonge gasten riepen ons na… ‘Zatlap!’. Verbaasd keek ik ons vake aan. ‘Tja, dat gebeurt soms’ zei hij, ‘negeer die jongens maar’.

Praten was het sleutelwoord in mijn opvoeding. Met heel veel geduld legde hij alles uit. Nog voor het bij me opkwam vertelde hij dat zijn handicap ontstaan was tijdens de geboorte en bijgevolg niet erfelijk was. Belangrijke informatie voor een dochter. Ik zag zijn handicap nooit als een tekort. Wij zagen wat hij wél kon. ‘Mijn vader rijdt met een gewone wagen, mijn vader heeft gewoon gestudeerd, mijn vader leeft zoals elke andere vader’: vertelde ik aan iedereen die het horen wou. Zoals kleine kinderen verbaasd staren naar hoe mijn vader stapt en praat, zo was ik verbaasd toen hij me eens uitlegde dat er weldegelijk veel dingen zijn die hij niet kan. ‘Zet dat pintje maar daar neer; ik kan het moeilijk aannemen als iemand het glas vasthoud.’ Ik moet toen een jaar of 12 geweest zijn. Ontdekte ik dit nu pas?

Ook humor speelt een grote rol. Hij vertelde verhalen over hoe hij was gevallen op zijn werk en twee knappe dames verschrikt stonden te kijken: hij hielp hen over hun schroom door te zeggen dat hij valt voor knappe dames. Of die keer dat een fotograaf er heel lang over deed om een fotoshoot van hem te maken, want tja stil zitten is natuurlijk niet zijn beste kant.

Ik was een puber uit de boekjes, opstandig, rebels,… Uitgaan, dingen uitsteken en ruzie maken met hem, waren dagelijkse kost. Ik merkte dat ik vrienden voorbereidde op een ontmoeting met hem. Ik legde haarfijn uit wat zijn handicap was, zodat er geen vreemde reacties kwamen. De humor die we thuis leerden, zorgde ervoor dat ik op een grappige manier aan mijn vrienden kon vertellen dat er ‘iets’ anders was bij ons thuis. In die periode gebruikte ik mijn vaders handicap soms. Ik merkte dat dit medelijden opriep die ik in mijn eigen voordeel kon draaien. Op school mocht ik zo wel eens wat meer.

Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat het niet altijd gemakkelijk is voor hem. Mijn vake merkt zelf ook dat zijn lichaam ouder wordt en dat is niet gemakkelijk te aanvaarden. In plaats van ‘dit kan ik wél’, komt er nu wel eens ‘dit kan ik niet meer’. Maar de trots op wat hij heeft bereikt en nog steeds bereikt elke dag, wordt steeds groter en groter. De ‘anderen’ spelen ook hierin een rol. Zo vertelde iemand me dat de kans heel groot was geweest dat mijn vader niet kon lopen. ‘Hij heeft het zichzelf geleerd, puur op wilskracht!’ zei iemand me. Dit zijn cadeaus als iemand dit zegt, want dit gaat over mijn vader!

Een groot iemand voor sommigen, een gehandicapt iemand voor anderen.

En voor mij? Nog steeds is mijn vake, mijn vake, in de breedste betekenis van het woord. Iemand waarbij ik ten rade ga als ik het even niet meer zie zitten, waartegen ik als eerste vertel dat ik de liefde van mijn leven heb ontmoet, die me helpt grote beslissingen te nemen. Dé persoon waarbij ik thuiskom.

 

Gepubliceerd op deze blog 6 jaar na de dood van mijn vader, 10 maanden en 17 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015

Vakantieherinneringen

Lief,

Weet je die vakantie nog? Die keer samen met ons tweetje naar Marokko. Verkeerde treinen nemen en samen wakker worden bij het gezang van de muezzin in hartje Marrakech.

Of deze? Samen naar Chili. Veel te lang blijven hangen bij vrienden en dan de eindeloze weg naar het Zuiden. Herinner je je nog die keer dat ik ’s nachts in je tenen kneep?

En weet je nog? Die keer naar Florida. Opstaan op een onmogelijk uur omdat Tuur nooit over zijn jetlag heen kwam. Dat lekkere eten in dat kleine hostel dicht bij de everglades?

Weet je die vakantie nog? De lange autorit richting Umbrië en de fantastische gesprekken die Tuur had met zijn denkbeeldig vriendje die mee was. En elke nacht sluipen door de keuken om een flesje voor Louise warm te maken.

Of toen we in Griekenland verbaasd keken hoe Tuur die zware beklimming helemaal alleen deed. En die keer in Zuid-Afrika, herinner je je die nacht?

Of die vakantiedag in de tuin en die keer naar zee.

We waren niet zo goed in het maken van vakantiekiekjes, jij en ik. Maar de verhalen daar konden we  eindeloos op teren.

Vakantie zonder jou, lief, dat noem ik geen vakantie. Geen gemeenschappelijke herinneringen maken. Vakantiekiekjes genoeg. Maar je kan ze niet meer zien.

We missen je, Tas! Onze huid die langzaam bruiner wordt heeft honger naar jouw aanraking. Onze stemmen willen de verhalen met je delen. We willen schreeuwen: papa, kijk dan! We zouden willen dat je ons kan zien.

Kijk dan Tas, de vakantie is begonnen!

Nele – geschreven 10 maanden en 14 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015

Ode aan de vanzelfsprekendheid

Tas en ik, we vonden elkaar vrij laat in ons leven…
We waren op zoek . Op zoek naar avontuur. Dat dachten we toch!

Ik had al wat mogen reizen en Tas vertelde vol hartstocht over die ene reis naar Birma die hij met Frank had gemaakt. Een absoluut hoogtepunt in zijn jeugd. En dus besloten we dat we zouden blijven reizen, en avontuur zoeken. Samen naar Marrakech was hemels. Met de kinderen naar Miami, Italië, Griekenland of Tunesië. Samen genieten van de natuur in Zuid-Afrika. Het avontuur tegemoet.

We kwamen even graag weer thuis. We lachten soms met ons burgerlijk leven in ons veel te grote huis. En dan slopen routines, regelmaat en gewoontes binnen in ons leven.

Het werd vanzelfsprekend dat ik de was deed en hij de vuilbakken. Dat ik kookte en hij het gras afmaaide. Het werd een gewoonte dat ik de haag afdeed en hij de bladeren opraakte om naar het containerpark te brengen. Het was routine dat ik de vakantie regelde en hij naar de voetbalmatch van Tuur ging kijken. De strijk was voor mij bedoeld maar stofzuigen dat deed Tas. Een leven vol routines en onuitgesproken regels.

’s Morgens en s’ avonds een kus bij het vertrek of als je thuiskomt. Op vrijdag even tijd voor onszelf of voor elkaar, op zondag in bad en alles klaarleggen voor de komende week. Op een verjaardag samen uiteten. Op Moederdag en Vaderdag uitslapen en een bloemetje.

Af en toe kwam ik in opstand. Waarom vind je het zo vanzelfsprekend dat ik dit allemaal doe? Waarom moet ik altijd hetzelfde? Waren we niet op zoek naar avontuur? Naar anders?

Ik mis het avontuur geen sikkepit, wat ik mis, dat is de vanzelfsprekendheid. Dat Tas naast me ligt als ik slapen ga. Zelfs na een keiharde ruzie. Ik mis de routine die zorgt voor die vanzelfsprekendheid. Ik mis samen in de zetel naar ‘Thuis’ kijken, ik mis weten wat er zal komen. Vanzelfsprekend dat we samen dromen van de toekomst, vanzelfsprekend dat hij van me houdt. Vanzelfsprekend dat ik naast hem sta, op alle belangrijke momenten in ons leven.

Tas is niet meer en daarmee verdwenen ook de zorgvuldig opgebouwde routines, onuitgesproken afspraken, de regelmaat en gewoontes.  We doen ons best, de kinderen en ik maar we vinden ze voorlopig niet. En avontuur? Tja dat hebben we even niet nodig.

Nele geschreven 10 maanden en 4 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015

 

 

 

 

Ik wil op de eerste plaats staan.

Dood, ik voel je in de duisternis als de maan het enige lichtpunt is.
Je bent zo vaak aanwezig, dreigend dichtbij om dan plots toe te slaan.
Hard, vlijmscherp en omringd door een ijzige wind. Striemend langs mijn lichaam, telkens weer.

Ik smeek het je, blijf even weg. De waanzinnig grote angst voor je knijpt mijn keel nog te vaak dicht. Laat zij die me dierbaar zijn een lang en mooi leven nu.
Ik kan geen lijk meer kussen, niet meer machteloos proberen mijn levensadem door te geven, een beetje warmte over te brengen.
Ik kan geen brieven met een zwarte rand meer schrijven. Rond de tafel mijmeren, radeloos proberen vast te houden dat wat was.
Ik wil alleen nog toekomst voor zij die dicht bij me staan. Ze zullen het waarderen.

Leven kan niet zonder dood, zoals liefde niet zonder verdriet kan en samenleven niet zonder ruzie verloopt.

Maar dood, als je dreigend en plots opnieuw wil toeslaan.
Dan smeek ik je, letterlijk op mijn knieën, kom dan maar eerst voor mij.
Ik wil op de eerste plaats staan.

Nele – geschreven 10 maanden na die verschrikkelijke 8ste september 2015.

De koffie staat al klaar

Hey meneer & mevrouw Janssens,

Jullie waren op de uitvaart van Tas, uiteraard, Tas zit in jullie hart. Tas is jullie vriend.
Je zou eens op bezoek komen, dat zeiden jullie. Jullie meenden het ook. Dat kan ik horen aan jullie stemmen, dat kon ik zien in jullie ogen, dat kon ik voelen aan jullie warmte. Jullie waren aangedaan & keken vol ongeloof naar Tas zijn kinderen. Moe, verdrietig en toch veerkrachtig.

Waar blijven jullie dan? We wachten al zo lang.
Er is altijd koffie.

Komen jullie dan, met het middageten klaar? Gewoon op een verloren zondag met stralend weer. En vinden jullie het dan goed dat jullie even voetbal spelen met Tuur, hem truukjes leren en dan vertellen over zijn papa, hoe goed hij was in sporten. En mag ik dan even de strijk afwerken, terwijl jullie puzzels maken met Louise? Ze zal jullie vertellen over hoe haar papa dat zo graag met haar deed? En eten we dan samen, genietend van een volle tafel waar geen enkele stoel leeg is. Eten we dan zijn lievelingskost, witloof gewoon gebakken? Misschien kunnen we dan na een kopje koffie, nog een wandeling maken en als Louise niet meer kan, dragen jullie haar dan even op jullie rug. Mogen we onze zorgen dan even delen? En als Tuur dan mag vertellen over hoe graag hij met zijn papa ging wandelen. Mag hij even overdrijven in het aantal kilometers die ze samen overbrugden?

Blijven jullie dan nog even voor het avondeten? En als dan de tanden zijn gepoetst en de pyjama’s aan: steken jullie de kinderen dan nog even in bed. Liefst met een verhaal. Eentje uit een boek en als bonus nog eentje over hoe jullie Tas leerden kennen en waarom jullie hem missen? Nemen jullie nog even extra tijd om ook naar hun verhaal te luisteren? Misschien kunnen jullie hen vragen wat ze nooit zullen vergeten. Want vertellen helpt om vast te houden, dat wat ongrijpbaar is.

Mag ik dan terwijl op mijn gemak de tafel afruimen en het laatste speelgoed van de grond rapen? Mag ik dan even alleen in de tuin rondwandelen, verbaasd kijken naar die boom die we plantten voor Tas, de natuur groeit namelijk verbazingwekkend snel.

Laten jullie me dan weten, dat jullie helemaal geen haast hebben. Drinken we dan samen nog een glaasje wit of rood. En als er een kindje de slaap nog niet vind, mag ik dan nog even. Gewoon heel even naar hen kijken gaan? Hebben jullie dan nog tijd om te luisteren naar mijn verdriet? Willen jullie dan nog even meehuilen om het gemis?

Wow, meneer & mevrouw Janssens, wat een bezoek zou dat zijn.
Daar zou ik van genieten en als jullie dan ’s avonds toch naar jullie eigen leven terugkeren. Dan zou ik misschien, heel misschien dat lege grote bed niet zo eng vinden. Dan zou ik misschien, heel misschien gewoon tevreden gaan slapen. Samen met mijn verdriet. Samen met mijn gemis. Maar met een verhaal over Tas extra en wat warmer dan voorheen.

Komen jullie dan? Gewoon op een verloren zondag. Er zijn er nog zo veel.

Nele – geschreven  9 maanden en 20 dagen na die verschrikkelijke 8ste september 2015